JOHAN EN MARIE

Johan Minnaard werd in 1920 geboren op de Tragel-West hoek Klitteweg. Zijn vader was landarbeider. Johan moest dagelijks na schooltijd zijn vader helpen op het land. Na de lagere school ging hij als leerjongen naar de metselaar. Hier leerde hij buizen maken, het beton werd aangestampt in mallen die na het drogen van elkaar werden gehaald. Johan had dit snel onder de knie. Hij werd metselaar, in de bouw maar bleef s ávonds voor eigen rekening buizen maken waar in die tijd veel vraag naar was. Hij verkocht de buizen voor wel 25 cent per stuk. Hij was een echte Zeeuw “zunnig”. Al deze kwartjes vormden het begin van een spaarzaam leven. Wat mede werd veroorzaakt doordat hij al jong voor zichzelf moest zorgen. Zijn moeder overleed toen hij nog jong was. Met de nieuwe vrouw van zijn vader boterde het slecht.

Marie werd geboren ook op de Tragel in 1928. Zij moest helpen in het huishouden. Na de lagere school moest zij haar moeder helpen met het verzorgen van haar zieke vader. Zij kreeg na de oorlog een baantje als huishoudster bij de burgemeester. Zoals bij de meeste mensen in die tijd was de jaarmarkt en kermis in Oostburg “de plek” om kennis te krijgen. Johan had een vriend ,Willem Catseman. Eind jaren veertig kregen zowel Johan als Willem kennis op deze jaarmarkt. Johan met Marie en Willem met Rina.

Tijdens de oorlog moesten Johan en Willem naar Duitsland voor de Arbeidseinsatz. Willem heeft zijn tijd daar uitgediend en kwam pas na de oorlog terug naar huis. Johan had veel last van zijn maag en hoestte regelmatig bloed op. Hij kreeg toestemming om tot de genezing met verlof naar huis te gaan. Genezen was hij snel na een operatie. Hij ging niet terug maar dook onder bij een boerengezin aan de Kreek. Hij werkte daar met nog enkele onderduikers op het land en kon voor de boer ook veel metselwerk verrichtten. Regelmatig moesten zij in greppels en sloten duiken om de Engelse kogels uit de  Spitfires en Hurricanes te ontwijken die de Duitsers naar Breskens joegen. De Canadezen lagen toen bij Waterlandkerkje en de Duitsers hadden zich verschanst achter de Dijk van de Tragel. Het kanonvuur van de Canadezen verwoestte bijna alle huizen aan de tragel. Het huis waar Marie woonde bleef overeind staan en zij bleef samen met haar moeder ongedeerd.

Johan had Marie “gevraagd”. “Best” was het antwoord, “maar alleen als je een huis hebt”. Johan legde het voor aan de burgemeester. Twee maanden later ging hij langs bij Marie, die zich naar eigen zeggen ondersteboven schrok. “Hoe kan dat? Nu al. Binnen enkele weken werd de kleine noodwoning aan de Damsteeg opgeleverd en trouwden ze.

Er stond een huis te koop aan de Tragel, “licht beschadigd”  voor 500 gulden. Hier kwam de ware Zeeuw naar boven. Johan had met al zijn kwartjes dit bedrag allang bij elkaar, maar leende het geld van de bakker. Vertelde hij mij later,

“je moet nooit al je geld uitgeven, en de bakker had genoeg”. Wist hij te vertellen.

Ontelbare jaren later Johan en ik wandelden regelmatig naar Schoondijke. Op een keer passeerde ons een man in de leeftijd van Johan. Ik groette hem en merkte dat Johan zich afwendde. “Ken jij die man”.  “Vroeger wel, dat was mijn vriend”. Ik viel bijna uit mijn schoenen. “Waarom zeg je hem geen gedag”?

“Ik had eens een hernia.

Ik lag lange tijd op bed en moest van de dokter voorzichtig gaan oefenen met fietsen. Dat deed ik, en kwam hem (Simon) tegen.” “Hij zei mij”

“Wel fietsen maar niet werken!” “Daarna heb ik nooit meer iets tegen hem gezegd.”

 Ik keek hem aan en zei; “Als jij mij ooit om zo’n pietluttige reden voorbijloopt en niet meer wil kennen, kom ik naar je toe, bel aan en als je niet opendoet, loop ik je voordeur eruit en gaan we praten tot het is opgelost. Dat beloof ik.” ”We zullen het zien, ” was het antwoord.