
MIJN OPA EN
REX zijn hond.
Opa en zijn hond.
Mijn opa was oorspronkelijk tuinder.
Hij had een stuk land dat zich uitstrekte van de Slinge tot waar nu de voetgangersbrug is over de Vaanweg.
Daar waar nu tienduizenden de stad binnenkomen en uitgaan verbouwde hij zijn groenten.
Denk eens aan de rust en eenvoud van die plek als je vol ongeduld staat te wachten voor het stoplicht
bij de Oldegaarde.
Tien seconden later rijd je denkbeeldig door de schuur waar het volgende zich afspeelde.
Het was juli 1926 ongeveer 4 uur in de ochtend.
De gloed aan de horizon en de nog net zichtbare sterren voorspelden een prachtige dag.
Op zijn klompen liep de kleine man het pad op dat naar de schuur liep.
Zijn ogen zochten Rex, de herdershond die sinds er een aantal kippen verdwenen waren s' nachts bij het kippenhok de wacht hield.
Rex had duidelijk laten merken hier geen zin in te hebben en liever thuis sliep.
Maar zoals het gaat met een hond en zijn baas, de baas geeft de opdracht en de hond luistert.
Rex had een opleiding gehad als politiehond. Vlak voor het einde van de training bleek hij niet tegen knallen te kunnen dus werd afgekeurd.
Dankbaar werd hij door het tuinders gezin opgenomen.
Hij was al halverwege het pad nog een honderd meter te gaan, nog steeds geen teken van Rex.
Opa werd ongerust, waar was zijn maatje?
Het laatste stukje liep de kleine man hard, dit had hij lang niet gedaan en paste niet bij hem.
Rust, en regelmaat was zijn devies, hard werken maar nooit haast.
Hijgend bereikte hij het kippenhok.
Het gaas was heel, de deur dicht, niets aan de hand dus.
Zijn getrainde blik zei hem dat alle kippen er nog waren maar waar was Rex ?
De zenuwachtige kleine man riep,
geen reactie, een gevoel van schuld trok door zijn lichaam, een lichte huiver.
Ze zullen de hond toch niet hebben gestolen.
Een seconde later realiseerde hij zich; dat zou Rex nooit laten gebeuren.
Na de omgeving te hebben afgezocht opende hij de staldeur.
Achter het schot stond Bles zijn trouwe paard hem toe te hinniken.
Toen viel zijn oog op de haken waar de teugels horen te hangen, geen teugels.
Achter wat zakken voer lag Rex die hem schuldig aankeek met de kapotgebeten teugels van Bles naast zich op de grond.
Opa zijn gehele lichaam was nog doortrokken van spanning over het lot van Rex.
Ongerustheid werd woede. De woede zocht en vond een uitweg.
Met de kapotte teugels in zijn hand sloeg hij de hond.
Deze was eerst verbaasd maar sprong al snel op en liet grommend zijn tanden zien.
Opa had hier geen oog voor en sloeg nog een keer.
Rex stond met beide voorpoten op zijn schouders, de lippen opgetrokken hevig grommend.
Opa was al klein maar werd steeds kleiner en keek in de schuimende bek van wat eens zijn vriend was.
De teugels vielen uit zijn handen.
Zeker een minuut lang moest hij zoete broodjes bakken om de hond te bewegen van hem af te springen.
Buiten zittend op de stenen drinkbak kwam hij wat bij zinnen.
Na een tiental minuten kwam Rex naast hem zitten en legde zijn kop op zijn been.
De kleine man slikte en keek de hond aan, de blik van de hond was alsof hij wilde zeggen;
Dat flik je me nooit meer.
Toen opa zich later realiseerde mede schuldig te zijn omdat hij Rex de vorige dag had achtergelaten,
was de vrede snel getekend.
Afgedwongen door de hond, maar vrede is vrede.
Er kwamen nieuwe teugels. De oude kreeg Rex om mee te spelen.
Zij hadden beiden geleerd.