Kerstverhaal

Komt Jezus in de Ploegstraat?

Tegen de kerstdagen, als we een boom gekocht hebben en de lichtjes branden moet ik elk jaar weer aan Jos denken. Jos was boekhouder, een precies mannetje, alles moest kloppen. Zijn levensinstelling was positief, zijn glas was altijd halfvol. Hij dronk s ’morgens vaak koffie in een Rotterdams café.

Het was koud buiten, bijna Kerstmis, ik opende de deur van het café. Aan de stamtafel zaten twee mannen.

“Goede morgen, mag ik erbij komen zitten” zei ik. We kenden elkaar oppervlakkig. “Ja natuurlijk” was het antwoord. “Koud hè” zei ik. Geen antwoord. Mijn aanwezigheid werd geaccepteerd mijn opmerking niet. De twee mannen waren in een diepzinnig gesprek verwikkeld. Karel: “het is toch van de gekke, al die cadeaus, kamers vol kaarsen en niemand weet waar het over gaat. Jos: “Jij denkt zeker dat de mensen gek zijn!” Karel: “Nee gek niet, maar ze schieten hun doel voorbij. Jos: “Wat voor doel? Mensen willen gewoon lekker eten en drinken. Ik weet heus wel wat je bedoelt. Ik ben gedoopt en kwam regelmatig met mijn ouders in de kerk. Je hoeft mij niets te vertellen. Heb uw naaste lief! Jij leest zeker geen kranten? Ik zou willen dat het waar was, wat zouden we dan een mooie wereld hebben. “Toch zoekt God ook jou” zei Karel. Waarop Jos lachend zei;

“Je denkt toch niet dat Jezus in de Ploegstraat komt”

“Ja natuurlijk “zei Karel “maar je moet het hem wel vragen” Karel ging weg en ik bleef achter met Jos. Hij vertelde een stukje van zijn leven. Twee kinderen, gescheiden, moest goedkoper gaan wonen, leuke baan. “Somber gesprek zou je denken. Jos, echter, gaf aan alles een positieve draai. “Lach en vergeet” was zijn motto. We spraken elkaar regelmatig. Tot vier jaar geleden. Ik had hem al maanden gemist. Plots zag ik hem lopen. “Hé, kerel hoe is het met jou? “ Op het moment dat ik dit zei moest ik slikken, wat zag hij er uit, ik schrok me rot. “Niet zo best” zei Jos. “Zes maanden geleden geopereerd, dacht dat ik op ging knappen, mooi bericht, het zit door mijn hele lijf. “Wat rot voor je” zei ik. “Kunnen ze helemaal niets meer voor je doen?” “Nee, ik ben naar huis gestuurd, ik heb nog een paar maanden.” Ik wist niet wat ik moest zeggen, Jos wel. “Ik voel me zo belabberd maar ben nog nooit zo sterk geweest”. “Hoe bedoel je dat?” vroeg ik. “Weet je nog, het gesprek met Karel, een paar jaar geleden in het café, dat ik niet geloofde dat Jezus in de Ploegstraat zou komen. Wat denk je? Ja dus. Ik heb het hem gevraagd en ben nog nooit zo zeker geweest. Ja, ik ga dood maar ik ben niet bang. Ik weet waar ik naar toe ga”. Zijn lippen waren smal, zijn gelaat was grauw, Maar… zijn ogen fonkelden, net of ze oplichten. Geheel verbouwereerd bleef ik achter. Jos is een paar weken later overleden, maar het licht dat ik in zijn ogen zag brandt nog.

Dat is het licht dat ik zie als ik naar mijn kerstboom kijk, elk jaar weer.