Oma van Dam

met kleinkind

1921

Jan van der Water, aannemer in goeden doen zat aan de keukentafel van Johanna. Johanna fatsoeneerde haar kapsel trok haar japon in de plooi en ging tegenover hem zitten. Ze zakte wat onderuit zodat haar snoeptafel steunde op de keukentafel. Jan keek naar haar en zijn ogen streelden haar huid. In 1900 had hij haar en haar man Piet ontmoet bij de aanbouw die hij gezet had bij haar zwager Schalk aan de Develweg in Heerjansdam. Sindsdien hadden beide stellen regelmatig contact tot Jan met de stoute schoenen aangebeld had . Hij wist dat Piet op het land werkte. Zo was het begonnen, regelmatig “op de koffie” aan de Dordtsestraatweg. Johanna genoot duidelijk van zijn blikken op haar strueel en voelde zich als een door de boswachter bespied hert dat zich van haar mooiste kant liet zien. Jan nam een slok koffie en zei, “Ik ga jou helpen met je droom.” “En die droom is? ” “Jij wilt al jaren een winkel hebben en geen boerin zijn.” Johanna fronste haar wenkbrauwen, “hoe had je dat gedacht ? van die duizend gulden die ik gespaard heb kan ik net inventaris en goederen betalen. “Er staat een pand te koop hier op de hoek. Vier deuren verder. ” “Ja dat weet ik dat kost zeven en een half duizend gulden. Ik moet minstens honderdvijftig worden om dit bij elkaar te sparen.”

Let op, we doen het volgende; ”Jij gaat de glazenier vertellen dat je zijn pand koopt. Ik breng je volgende week het geld. Jij tekent een schuldbekentenis waarin staat dat het aan jou is terug te betalen wanneer het je schikt. Geen datums, geen tijdslimiet, geen rente. Ik ga nu naar de zaak, denk er maar over na. Hier hoefde ze niet lang over na te denken en ging Arie halen bij buurvrouw Marietje die op paste. (Arie was in 1917 geboren lang nadat ze met Jan een affaire kreeg. Arie zou in 1953 mijn vader worden)

Die avond vertelde ze Piet; “Ik ga een winkel beginnen” “Een winkel je bent gek, waarvan wil je dat doen? Jij gaat mij helpen op de tuinderij.” Piet lachte en schamperde “ Welke idioot gaat jou dat geld lenen?” “Jan van der Water” was het antwoord. Eigenlijk krijg jij toch je zin, ik wordt geen boerin maar Sigarenboerin    Het kwartje viel, eigenlijk was het een rijksdaalder. Piet stond op en ging dreigend met een wijzende vinger voor haar staan. “Wat heb jij met die Van der Water? Dit gaat niet gebeuren. “ Johanna stond op uit de stoel, ze torende twee koppen boven kleine Piet uit en zei; “Niets heb ik met Jan, hij wil alleen maar helpen. Ik koop dat pand met zijn hulp en voortaan ga ik naar mijn winkel en jij naar je land. Punt uit.

Van der Water kwam regelmatig zijn dure sigaren halen in de winkel en als Johanna hulp had gingen ze naar boven om koffie te drinken. In 1923 ging de winkeldeur open en Edward stapte binnen. “Hallo Eddy, jij rookt toch niet?” “Ik kom met een boodschap van broer Jan, hij is hard ziek en wil je nog een keer zien. Kom dinsdag naar zijn huis, ik pas dan op hem en is er niemand bij.”

Die dinsdag stond Johanna voor de villa in Hillegersberg met pilaren, die geen ander nut hadden dan het geld te laten rollen. Edward opende de deur en ging haar voor de brede trap op, opende de slaapkamerdeur, en zei, “Ik zie je straks.” In het grote bed lag tussen kussen het vermagerde lichaam van Jan, zijn doffe ogen keken haar aan, de twinkeling was weg.

 

De slappe hand wees naar een bureau. “Bovenste la opendoen. Tegen het bovenblad zit een envelop geplakt, geef die aan mij. Hij opende de envelop en gaf Johanna een gevouwen papier. “Stop dit weg, ga naar je winkel en maak wat van je leven". Buitengekomen vouwde ze het papier open met onderaan haar handtekening.

Een paar maanden later kwam er een “heer” in de winkel. De “heer” was notaris hij wist van de lening. “Wanneer ga je dit aan de erven terugbetalen ?” “Terugbetalen, dit is al gebeurd.”  “Kun je dat bewijzen?” “Nee, net zo min jij kan bewijzen dat het ooit geleend is.

“Koop een mooie kist sigaren en we praten nergens meer over.” De notaris stapte naar buiten met een mooie kist sigaren die hij netjes betaald had. Johanna wenste hem een mooie dag.

Deze geschiedenis ging onbewust haar verdere leven en handelen bepalen. Zij leende nooit geld uit maar gaf het regelmatig weg.

 

1974 vertelde Neeltje aan mij, haar verhaal.                         

Jouw oma zal ik nooit vergeten. Net na de oorlog was ik zwanger van mijn eerste kind. Ik had geen nagel om aan mijn kont te krabben, geen kleertjes, luiers, wieg of wagen. Ik kon niets kopen om mij op de komst van de kleine voor te bereiden. Arie mijn man, verdiende aardig, maar elke zaterdag als hij zijn verdiende geld kreeg, ging bijna alles naar de kastelein. het beetje wat overbleef daar moest ik de hele week mee doen. Jouw oma wist hiervan omdat ik regelmatig pofte. Ik liep op alle dag toen je oma mij vroeg; “Heb je al spulletjes voor de baby in huis?” Ik kon niet anders dan een beschamend “Nee” antwoorden. Die avond klepperde de brievenbus. Arie zat als gewoonlijk nog op zijn “werk” in Café Trianon. Ik waggelde de gang in en pakte de envelop van de mat. Als het niet zo’n smalle gang was geweest had ik naast de envelop gelegen. Ik ging aan tafel zitten met de envelop en keek ernaar, zou er een briefje inzitten met lieve woorden? Er stond geen afzender achterop. IK was nieuwsgierig en opende de envelop. Geen kaartje geen briefje, ja wel een briefje één van honderd gulden.

Peter; heb jij enig besef wat ik in 1948 met honderd gulden kon kopen? Echt alles wat ik maar nodig had. Ik verstopte het geld en ging naar bed.

Na de hele nacht wakker gelegen te hebben, ging ik s’ morgens naar Johanna. “Gisterenavond lag er een envelop op mijn mat” Ze antwoorde “ Oh ja, dat had je nodig. Ik wil je vragen er geen cent van aan die zuiplap te geven.” “Dit hoef je niet te vragen dat is toch logisch. Heel erg bedankt”. “Je hoeft mij niet te bedanken, dat geld was niet van mij, maar komt uit de pot van de buurt.

“Peter weet jij wat ze bedoelde met De POT Van De Buurt? Na al die jaren snap ik hier nog steeds niets van.”

Ik wist het wel en kon haar na jaren gissen uit de droom helpen, ik maakte haar deelgenoot van het geheim van De Pot Van De Buurt.                                   

Begin zeventig ontdekte ik in een nis tussen twee muren op de eerste verdieping, oude kasboeken, met daarbij twee pofboeken. Voorin de pofboeken allemaal namen en bedragen waarvan de meesten waren doorgestreept. Achterin dezelfde namen, bedragen en daarbij optellingen en verschillen. Mijn vader leefde nog dus ik vroeg hem de betekenis van al deze saldo’s en tellingen. Het antwoord was even simpel als ontluisterend; “Veel klanten verdwenen met de noorderzon. (Poffen is een grote pech, klanten kwijt en centen weg.) Ze had hier een oplossing voor; n.l.  bijschrijven. Met zeer kleine bedragen, elke week, traag maar gestaag. Nooit schreef ze totaal meer bij dan wat de klant per week besteedde. Bij sommigen die verhuisden zei ze, “De laatste week hoef je niet te betalen je bent altijd een trouwe klant geweest. Anderen die alleen kwamen kopen als ze zonder geld zaten, kregen te horen; “Wat fijn dat je netjes komt betalen”. Dat werd allemaal zeer precies bijgehouden in de boeken die je gevonden hebt. Dit geld ging in een pot Zo is De Pot van de Buurt ontstaan, waaruit Neeltje haar babyuitzet betaald is".

Eigenlijk was oma een soort Robin Hood ? “Ja” zei mijn vader ze pikte niet maar herverdeelde het geld rechtvaardig.” Op de vraag of hij wist wie zijn natuurlijke vader was, moest hij het antwoord schuldig blijven.

Één van de twee, we zijn er dat is wat telt.

 

Neeltje had met open mond staan luisteren.

Het enige wat ze zei was, “Geweldig, dat ik dit na meer dan twintig jaar mag weten. Maak je geen zorgen het geheim van “De Pot van de Buurt is bij mij in veilige handen”. “Tot Morgen.” Hoofdschuddend liep ze naar buiten.

 

2001 Jason

Elke morgen om zeven uur opende ik mijn winkel, reed de stoepborden naar buiten hing de vlaggen op, en plaatste de grote vuilnisbak tegen de lantaarnpaal. Bijna elke ochtend stond er een oude Peugeot op de hoek aan de overkant van de straat, met daarin een slapende man. Nadat ik dit een tijdje had opgemerkt liep ik naar de auto en tikte tegen het zijraam. 

Twee zwarte ogen keken mij vanonder een petje aan. Hij draaide het raam op een kier en zei;

“Wat mot je ?” “Ik mot niks, misschien mot jij een kop koffie of thee ?” Verbaasd opende hij het portier en volgde mij naar binnen. Ik dacht bij mezelf, niet vragen, niet oordelen. Ik schonk koffie in, thee vond hij niks. Bijna dagelijks dronk hij om zeven uur  koffie terwijl ik brood voor hem klaarmaakte. Als vanzelf begon hij te vertellen.

Zijn vriendin had hem een tijdje geleden buiten gezet. Druggebruik, agressief gedrag en liegen. Hij gaf haar groot gelijk. Sinds kort mocht hij s’ avonds mee eten, daarna wilde ze dat hij wegging.

Hij sliep in de auto aan de overkant.

De auto was vanuit haar flat zo duidelijk zichtbaar, dat hij hoopte dat ze hem op een dag zou vragen te blijven slapen.  Elke morgen stapte hij om acht uur in zijn auto en ging op weg naar zijn werk in Vlaardingen. Hij was draaier vertelde hij.

Regelmatig was zijn geld op, ja drugs kosten geld was zijn excuus.

Hij vroeg mij om geld voor benzine, zijn tank was leeg. Nadat ik hem gevraagd had om in zijn auto naar zijn meter te mogen kijken, gaf ik hem een tientje. De meter stond in het rood. Ik zei hem, “Dit is eens maar nooit meer.” Hij bedankte en reed naar de pomp. Een week later vroeg hij:

Wil je mijn chef bellen ik ben te laat, als ik zelf bel hoef ik niet meer te komen.

Ik dacht na en vroeg, de naam van de chef en nummer van de zaak. Ik kreeg Willem, zijn chef aan de lijn, vertelde een licht onzinnig verhaal en hij mocht nog één keer komen.

Bij de volgende keer zou het over zijn.

Ik belde, nadat Jason onderweg was Willem weer op en wij hadden een prettig gesprek.

Jason bleek volgens zeggen een vakman te zijn. Aangezien goede draaiers dun gezaaid waren wilde hij hem niet kwijt. Alleen had Jason hem onderhand het laatste bloed onder zijn nagels vandaan gehaald. We spraken af contact te houden en zouden samenspannen om Jason op de rails te krijgen.

Ik zorgde dat ik een jerrycan met vijf liter benzine achter had staan zodat ik hem nooit meer geld hoefde te geven. Na ongeveer zes maanden veel brood, koffie en de nodige benzine bleef hij plotseling weg.

Hij verdween uit mijn straat, winkel en leven.

Jaren later, nadat ik in de pers had aangegeven te gaan stoppen met mijn winkel, kwam een man op de fiets aanrijden. De man had een klein kereltje achterop van een jaar of vijf. Hij tilde het jongetje van de fiets, pakte hem bij zijn hand en liep naar binnen. Toen pas herkende ik hem. Hij liep met het ventje de winkel in, duwde voorzichtig het mannetje met prachtige zwarte krullen naar mij toe en zei;

"Pieter dit is Peter, geef Peter een hand en kijk hem goed aan, vergeet hem nooit.

Deze man, Peter, heeft jouw vader zijn leven gered". 

Jason gaf mij een hand, wenste mij het beste, zette Pietertje achterop zijn fiets en verdween voor de tweede keer uit mijn leven.

Toen ze weg waren moest ik huilen, en dacht aan mijn oma met haar Pot voor de Buurt. Als ze me van boven kon zien was ze vast trots op me geweest.

 

Peter van Dam

Oktober 2020